13 december 2018
Tegen 2021 moet elke nieuwbouwwoning in Vlaanderen bijna-energieneutraal (BEN) zijn. Maar hoe moet het daarna verder? “De huizen van morgen zullen steeds meer zelf instaan voor hun energievoorziening”, zegt Wouter Hilderson van Pixii, het kennisplatform rond energieneutraal bouwen.
Hoe ziet de woning van de volgende generaties eruit?
“Ik heb geen glazen bol, maar één ding is zeker: de huizen van morgen zullen steeds meer zelf instaan voor hun energievoorziening. Via hernieuwbare bronnen als zon, wind en geothermie wekt de woning van de toekomst zijn eigen elektriciteit op. Om die transitie mogelijk te maken moeten onze huizen slim worden: slimme meters sturen de elektrische apparaten in huis aan in functie van de beschikbare hernieuwbare energie. Bijvoorbeeld: de wasmachine zal draaien op een moment dat de zon schijnt, omdat de energie dan goedkoper is.”
“De warmte in huis wordt nu nog vooral door fossiele brandstoffen opgewekt. Dat is binnen enkele jaren verleden tijd. In de plaats gebruiken we warmtepompen die warmte uit de bodem halen of de restwarmte van bedrijven. Maar omdat die energie niet oneindig beschikbaar is, is het cruciaal dat we de warmtevraag tegelijk beperken door onze huizen goed te isoleren.”
“Net omdat het aanbod aan hernieuwbare energie zo schommelt, wordt ook energieopslag steeds belangrijker. Vandaag bestaan er al heel wat technieken, maar die volstaan niet om het energievraagstuk volledig op te lossen. Daarvoor is dus bijkomend onderzoek nodig.”
Hoe kunnen bouwbedrijven daar nu al op inspelen? Wat moeten ze veranderen in hun bedrijfsvoering?
“Wat bouwbedrijven vooral niet mogen doen, is dezelfde koers als altijd blijven varen. Ze moeten durven innoveren, nieuwe technieken uittesten, opleidingen volgen. In Vlaanderen bestaan tal van subsidies en steunmaatregelen om bedrijven te stimuleren om te innoveren. Bouwbedrijven die een innovatief idee hebben kunnen bijvoorbeeld aankloppen bij het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) of de Vlaamse energiecluster Flux50. Grijp die kansen met beide handen en bereid je bedrijf zo voor op de toekomst.”
Wat zal er de komende jaren op het vlak van isolatie veranderen?
“Bij renovatie zullen de isolatienormen naar verwachting even streng worden als voor nieuwbouw, zijnde een U-waarde (drukt de hoeveelheid warmte uit die per seconde, per m² en per graad temperatuurverschil tussen de ene en de andere zijde van een wand(constructie) doorgelaten wordt, red.) van 0,24 voor de isolatie van daken, muren en vloeren.”
“Ook voor wie zijn woning wil verhuren worden de isolatienormen strenger, verwacht ik. Idealiter wordt isolatie een van de kwaliteitseisen in de Vlaamse Wooncode die de minimumnormen bepaalt waaraan de woonkwaliteit van een woning moet voldoen.”
Welke veranderingen mogen we verwachten op het vlak van energieopwekking?
“Onze huizen worden nu nog voornamelijk met gas verwarmd, maar daar komt naar alle waarschijnlijkheid tegen 2030 een einde aan. Onze noorderburen stoppen dan bijvoorbeeld met de winning van aardgas. Dat zal ook gevolgen hebben voor Vlaanderen: onze aardgasketels zijn immers gemaakt voor een bepaald type aardgas en zodra de aardgasmix verandert, zullen oude ketels niet meer werken. We moeten dus op zoek naar alternatieve technieken en bronnen om onze huizen te verwarmen. Voor goed geïsoleerde huizen is een warmtepomp alvast een valabel alternatief.”
Wat verandert er op het vlak van ventilatie?
“Ventilatie blijft beslist een aandachtspunt. In goed geïsoleerde huizen is ventileren nodig om vochtige lucht af te voeren, zo niet krijg je schimmelvorming. In nieuwbouw is ventileren vandaag al verplicht en bij renovatie ook zodra er nieuwe ramen worden geplaatst. Ik verwacht dat ook ventilatie in de toekomst steeds meer ‘smart’ zal gebeuren: een slimme detector meet de luchtvochtigheid en -kwaliteit in huis en laat de vervuilde lucht indien nodig afvoeren.”
Welke ingrepen zijn volgens u prioritair?
“In een ideale wereld combineer je alle maatregelen: door gebouwen doorgedreven te isoleren en te ventileren en hernieuwbare energiesystemen te voorzien, kan je de verschillende ingrepen doordacht op elkaar afstemmen en zo besparen op de totale kostprijs. Maar voor veel mensen is dat uiteraard niet betaalbaar. Dan is het aangeraden om een totaalplan te maken waarin je in kaart brengt welke ingrepen moeten gebeuren en hoe je die stap voor stap kunt uitvoeren. Bouwbedrijven kunnen hun klanten daarin uiteraard ondersteunen. Zo help je hen om alle maatregelen slim in te plannen. Neem bijvoorbeeld een dakisolatie van een huis met een stookolieketel: als je weet dat je die ketel binnen vijf of tien jaar wil vervangen, en je dan met een nutteloze schoorsteen zit, kan je misschien beter ineens de ketel nu mee vervangen.”
Komt er een opvolger voor BEN, bijna-energieneutraal bouwen? Hoe moet die er volgens u uitzien?
“Ik verwacht dat BEN zeker nog enkele jaren de standaard blijft. Sinds dit jaar is ook het S-peil of schilpeil van kracht voor nieuwe woningen. Dat vervangt het K-peil en drukt de energie-efficiëntie van de gebouwschil uit. Het zegt hoe goed de schil bestand is tegen koude winterdagen, maar bijvoorbeeld ook of er genoeg zonnewering is op hete zomerdagen en of de woning een efficiënte vorm heeft. Hoe minder energie nodig is om de temperatuur van de wooneenheid op peil te houden en hoe efficiënter de vorm, hoe lager en hoe beter het S-peil. Het S-peil wordt binnen enkele jaren ook strenger.”
“Voor renovatie gelden de BENovatie-normen, met doelstellingen tot 2050. Die lange termijn is een goede zaak omdat bouwbedrijven en bouwheren daar in hun plannen nu al rekening mee kunnen houden.”
Hoe kunnen bouwbedrijven ook circulair bouwen integreren in het bouwproces?
“Er is steeds meer aandacht voor circulair bouwen en dat is een goede zaak. In het verleden lag de focus op energie, maar dankzij de zon is er daar op aarde meer dan voldoende van voorhanden. Veel van de grondstoffen die we nodig hebben om te bouwen zijn daarentegen wel eindig. We moeten materialen zo gaan gebruiken dat ze aan het einde van hun levensduur nog hergebruikt kunnen worden en er zo min mogelijk materiaal verloren gaat.”
Dit artikel kwam mede tot stand dankzij interreg 2 Zeeën SHINE